Beperkt of onbeperkt recht op uitkering

De discussie over de beperking van het recht op werkloosheidsuitkeringen in de tijd laait weer op met het recente voorstel van CD&V. Dit voorstel toont weer eens aan dat het gaat over een symbool en niet over een holistische visie op het tweespan uitkering-begeleiding.

Vooreerst houdt het argument van sommige arbeidsmarktexperten geen steek dat ons systeem van onbeperkt recht uniek in de wereld is en daarom geen bestaansrecht heeft. Ons systeem van loopbaanbegeleiding is even uniek en wie denkt eraan om dit omwille van zijn uniciteit af te schaffen? De huidige context van de arbeidsmarkt pleit eerder voor een verbreding van loopbaanbegeleiding. Het feit dat onze werkloosheidsverzekering op dat punt uniek is, is op zich een onvoldoende reden om te pleiten voor de afschaffing ervan. Het moet over de inhoud en de doelstelling gaan. Hoe verhogen we onze werkzaamheidsgraad en zorgen we ervoor dat zoveel mogelijk mensen zo goed mogelijk aan de slag kunnen gaan en blijven.

En daarmee raak ik de context van de arbeidsmarkt aan als mee-bepalende factor van onze visie op uitkering én begeleiding. De voorstanders van de beperking bekijken de arbeidsmarkt al te eenzijdig. Hoe komt het dat die persoon nog werkzoekend is? M.a.w. de focus ligt op de werkzoekende die niet aan het werk geraakt. Maar een rechtvaardig stelsel van uitkering én begeleiding houdt ook rekening met de situatie op de arbeidsmarkt en de conjunctuur. Zijn er al dan niet veel vacatures, zijn er vacatures voor alle profielen op de arbeidsmarkt, trekt de arbeidsmarkt al dan niet aan? Als er geen of onvoldoende jobkansen zijn voor iedereen, betekent dit dan dat we hen die geen kansen hebben, hun uitkering ontnemen? Willen we de bestaansonzekerheid zo laten toenemen?

Die bredere benadering omvat ook het beleid en de mogelijkheden die de publieke bemiddelingsdiensten (samen met hun partners) hebben om werkzoekenden zo snel en duurzaam mogelijk te reïntegreren in de arbeidsmarkt. Hebben ze de middelen om alle werkzoekenden intensief op maat te bemiddelen ? Kunnen werkzoekenden die nood hebben aan (jaren)lange integratietrajecten, daadwerkelijk terecht in dat soort trajecten (arbeidszorg, sociale economie, vormen van vrijwilligerswerk, …) of zijn die mogelijkheden beperkt door budgettaire programmatienormen die de overheid hanteert? Zijn de overheidsmaatregelen inzake progressieve tewerkstelling of combinatie uitkering en werk voldoende aantrekkelijk om de stap naar de arbeidsmarkt te zetten of bevatten ze nog steeds werkloosheids-of inactiviteitsvallen? En hoe zit het met de creatie van een ‘opvang-statuut’ voor werkzoekenden die wel werkwillig zijn maar van wie vaststaat dat ze niet meer tot de arbeidsmarkt kunnen toetreden, de categorie die naargelang de invalshoek ‘de onbemiddelbaren’, de ‘niet-toeleidbaren’, de werkzoekenden met een ‘welzijnsindicering’ wordt genoemd?

In dezelfde brede benadering moet ook de houding van werkgevers betrokken worden. De afstand tot de arbeidsmarkt wordt niet alleen bepaald van de werkzoekende naar de vacature maar evenzo vanuit de vacature naar de werkzoekende. Hoe groot is de wil om jobs op maat te creëren voor ‘oudere’ werkzoekenden, personen met beperkingen of een gezondheidsthematiek of anders-actieven ? Waarom is de werkzaamheidsgraad van personen met een migratie-achterstand lager dan personen zonder dat diversiteitskenmerk, ook in vergelijking met de ons omringende landen?

Met bovengenoemde vragen wil ik de simpliciteit van het voorstel doorprikken. Zoveel mogelijk werkzoekenden en andersactieven aan het werk brengen, kan enkel indien alle actoren (overheden, werkgevers, werkzoekenden, publieke bemiddelingsdiensten, …) hun verantwoordelijkheid ten volle opnemen binnen een gemeenschappelijk doelstellingenkader. Omwille van die holistische visie ben ik geen voorstander van een beperking van de werkloosheidsuitkering in de tijd. Als de publieke bemiddelingsdiensten voldoende middelen (expertise, menskracht, partnerschappen, …) hebben, dan kunnen ze -zeker in een tijd van arbeidsmarktkrapte- werkzoekenden snel in begeleiding nemen en werkzoekenden die gemakkelijk bemiddelbaar zijn, even snel naar een job loodsen, eventueel via een korte opleiding op de werkvloer. Die snelle aanpak laat ook toe de echt werkonwilligen vlug te detecteren en het recht op uitkering tijdelijk te ontzeggen. Een snel opgestarte begeleiding laat ook toe de werkzoekenden in kaart te brengen die nood hebben aan een langer traject naar re-integratie naar de reguliere of ‘beschermde’ arbeidsmarkt ; het gaat dan bijvoorbeeld over langdurige beroepsopleidingen (bijvoorbeeld diplomagerichte onderwijsprojecten voor de functies van verpleegkundige, leerkracht, …), werk-welzijnstrajecten, arbeidszorgtrajecten, werkervaringstrajecten in de sociale economie, etc .. Dit houdt in dat er ter zake geen programmatienormen worden gehanteerd en dat de werkzoekenden die actief meewerken in zulke trajecten, uitkeringszekerheid hebben. Dit houdt evenzeer in dat de wettelijke kaders geen remmen bevatten die de opstap naar werk tegenwerken of minder aantrekkelijk maken. Maar dit houdt even goed in dat werkgevers meer dan ooit bereid zijn (en hierbij ondersteund worden) om werk op maat aan te bieden omdat anders groepen van werkbekwame en -willige werkzoekenden en andersactieven weinig of niet aan de werkbak geraken.