Ondernemingszin, een vliegwielvaardigheid
Het is inmiddels vrij duidelijk dat we leven en werken in een VUCA wereld en dat die wereld wendbare en weerbare burgers en medewerkers vergt. Daarom is het van uiterst groot belang dat we in onderwijs en opleiding investeren in het bijbrengen van generieke, 21e eeuwse vaardigheden die de nodige wendbaarheid en weerbaarheid verzekeren. Die vaardigheden hebben volgens het Nederlandse Kennisnet-model betrekking op communicatievermogen, samenwerkingszin, sociaal en cultureel kapitaal, leergoesting, mediawijsheid, informatievaardigheden, computational thinking, circulair handelen, creativiteit, ondernemingszin, een kritische ingesteldheid en loopbaancompetenties. Andere organisaties leggen bijkomende accenten ; zo staan stiptheid, orde, discipline en attitude centraal in de SODA-attesten die sommige secundaire scholen hanteren. Hoe men ook de generieke vaardigheden van de toekomst definieert, die vaardigheden moeten burgers toelaten een duurzame loopbaan vorm te geven.
Het is bijgevolg essentieel dat onze jongeren tijdens hun onderwijsloopbaan niet alleen ‘volgepropt’ worden met kennis maar ook een stevige bagage aan generieke vaardigheden meekrijgen. De vraag stelt zich naar aanleiding van de omvorming van eindtermen naar minimumdoelen in het secundair onderwijs welke generieke vaardigheden in het onderwijs worden meegenomen. Men kan immers niet op alle generieke vaardigheden inspelen en dus moeten er begrijpelijkerwijze keuzes worden gemaakt.
Bij die keuze wordt binnen het ganse palet van generieke vaardigheden best prioritair gekozen voor zogenaamde ‘vliegwielcompetenties’. Dat zijn niet alleen vaardigheden met een eigen intrinsieke waarde maar tevens vaardigheden die andere vaardigheden aandrijven of mee bepalen. Zo is ‘ondernemingszin’ een echte vliegwielvaardigheid. Ondernemende jongeren vertonen een meer leergierige houding, zijn creatiever, zoeken de samenwerking op, investeren in hun communicatievermogen en informatievaardigheden, denken oplossingsgericht, zijn de ondernemer van hun eigen loopbaan, etc…
Ondernemingszin zou dus in de vaardigheidsrugzak van elke jongere moeten zitten wanneer hij of zij het onderwijs verlaat en de arbeidsmarkt betreedt. Die vaardigheid is niet enkel een ‘must’ voor jongeren die de stap naar ondernemerschap zetten maar is ook broodnodig als zij ‘in loondienst’ gaan werken, in welke sector of beroep dan ook. Door de snel wijzigende omstandigheden op de werkvloer, o.m. door de verdergaande digitalisering en robotisering, worden medewerkers ‘intrapreneurs’, ‘in house-ondernemers’ die zelf initiatief nemen om in te spelen op die omstandigheden, die leerbereid zijn en in team nieuwe uitdagingen durven aangaan. De arbeidsmarkt van de toekomst heeft in elk domein nood aan meer ondernemers én ondernemende medewerkers en dus moet het onderwijs ervoor zorgen dat elke jongere die ondernemende attitude meekrijgt … of dit nu gekwalificeerd wordt als eindterm, minimumdoel of (bijkomend) leerdoel. Ondernemingszin negeren als basisvaardigheid is geen optie!