Duaal leren :

doen is het nieuwe leren

De Britse schrijver en politiek activist George Monbiot stelde de vraag : “Wie in de toekomst een job wil, moet zich zo veel mogelijk onderscheiden van een machine. Waarom wordt ons kinderen dan op school aangeleerd zich zo goed mogelijk te gedragen als een machine?”. Ik geef toe een wat provocerende vraagstelling maar die toch stof geeft tot nadenken omdat er toch enige waarheid in zit. Al van kindsaf aan hebben we het instinct om te verkennen en te leren van wat rond ons gebeurt al spelend, vallend, opstaand,... Kinderen leren het gemakkelijkst wanneer leermethodes aansluiten bij hun natuurlijke nieuwsgierigheid en uitbundigheid. Dat heb ik ook kunnen vaststellen bij mijn kleinkinderen tijdens de coronacrisis. Ze hebben allen een andere ‘relatie’ ten aanzien van hun school : ‘graag naar school gaan’ over ‘omdat het moet’ tot ‘het beu zijn op school’. Maar toch hebben ze allen heel wat bijgeleerd tijdens de schoolsluiting omdat ze al spelend nieuwe zaken konden ontdekken en leren, hun eigen talenten zonder druk konden ontdekken en exploreren, hun creativiteit konden tonen, ... Heel anders dan, zoals Monbiot stelt, hen in schoolfabriekjes te stoppen waarin we hen volproppen met kennis, in rijen doen lopen, confronteren met hokjesvakken, repetiviteit oefenen, controleren of ze het juist doen, ... Een schoolorganisatie als voorbode van een Tayloristische arbeidsorganisatie waarin gedetailleerde taakaflijningen, hokjesmanagement, controle en repetiviteit centraal staan. Monbiot concludeert dan ook dat we vandaag tegen beter weten in blijven vastzitten aan de ‘social engineering’ van een industriële samenleving in een post-industrieel tijdperk. Een systeem dat voorbij gaat aan de VUCA omgeving die meer wendbaarheid en weerbaarheid vraagt.

Deze scherpe analyse van Monbiot over het schoolsysteem in Groot-Brittannië geldt misschien niet zomaar voor Vlaanderen maar legt wel bloot waar het onderwijsschoentje ook hier nog al te vaak knelt. Ons schoolsysteem is gericht op het volpompen van kinderhoofdjes met bakken kennis, kennis die op het moment dat ze op de arbeidsmarkt komen, voor een deel achterhaald is. Kijken we naar succesvolle bedrijven met een oog voor de toekomst en duurzaamheid, dan zien we zeker geen bedrijven die draaien op gedisciplineerd routinewerk. Maar wel bedrijven die vaardigheden benutten zoals creativiteit en out-of-the-box denken, kritisch en probleemoplossend vermogen, diversiteit, empathie en connecterende vaardigheden, zelfsturende ingesteldheid, samenwerkingszin, leergoesting, ondernemingszin, ... Dus hoe kunnen we het onderwijs zo inrichten dat deze vaardigheden naast kennisverwerving een plaats krijgen?

Het antwoord ligt in het oud gezegde ‘al doende leert men’! We moeten jongeren niet enkel klassikaal opleiden maar ook doen proeven van de realiteit van en in de buitenwereld. In plaats van alleen maar ‘dingen van buiten te leren’ dus ook ‘buiten de school leren’. Het duaal leren is hierbij de meest geschikte onderwijsvorm. Het is eigenlijk driedimensioneel leren : theoretische kennisverwerving op school, praktijkkennis in een arbeidsorganisatie, vaardighedenverwerving op school en in de arbeidsorganisatie. Vooral dat laatste aspect levert een meerwaarde ten opzichte van het voltijds onderwijs. Jongeren die in het duaal systeem enkele jaren deel uitmaken van een bedrijf of andersoortige organisatie voelen aan de lijve het belang van het bezit van generieke vaardigheden zoals in-team werken, probleemoplossend werken, communiceren en connecteren, een ondernemende ingesteldheid, leren door te doen, etc... Juist die vaardigheden waarborgen wendbaarheid en weerbaarheid op langere termijn. Daarom moeten we snel overgaan tot een uitbreiding van het duaal leren in het secundair onderwijs maar ook tot het doortrekken van het duaal leren in het hoger beroepsonderwijs en het hoger onderwijs. Duaal hoger onderwijs zal het sérieux van deze onderwijsvorm versterken en de doorstroming bevorderen. Die verruiming houdt tevens in dat we hierbij niet enkel bedrijven betrekken maar in functie van het leertraject van de jongere ook organisaties zoals lokale besturen, bibliotheken, defensie, sportverenigingen, maatschappelijke dienstverleners, overheidsorganisaties, ...

Een sterk systeem van duaal leren moet leiden naar diploma’s die een grotere waarde hebben dan de huidige diploma’s. Aan het diploma ‘duaal leren’ hangt immers ook een vorm van ‘employer branding’ aan. Het gaat niet enkel om een verklaring van de onderwijsinstelling dat de eindtermen behaald zijn maar ook een erkenning van een kwaliteitsvolle opleiding op de werkvloer, gelieerd aan de reputatie en het imago van de betrokken arbeidsorganisatie. Die organisatie wil zijn ‘brand’ als goede werkgever niet hypothekeren door leerlingen een ‘tweedehands praktijkopleiding’ te bieden. Maar aan het diploma zit ook een aspect ‘employee branding’. De betrokken leerling of student heeft immers aangetoond succesvol deel uit te kunnen maken van een levendige arbeidsorganisatie, de juiste arbeidsattitude te bezitten, te beschikken over de sleutelvaardigheden van de toekomst (zie ook mijn column over ‘Skills, skills, skills’ waarin ik dieper inga op de 21e eeuwse vaardigheden). Daardoor zit in het diploma ook een evolutief gegeven en niet enkel een attestering van een op een bepaald moment verworven kennis. Het diploma ‘duaal leren’ bevestigt dat de jongere leergoesting heeft, wendbaarheid en weerbaarheid bezit bij komende veranderingen. Dat waarborgt niet alleen een stevige opstap naar de arbeidsmarkt maar ook een aanzet voor een duurzame loopbaan.