Uitzendingen door derden
‘Uitzendingen door derden’ waren TV-uitzendingen waarin beroepsverenigingen, sociale partners, levensbeschouwelijke organisaties en politieke partijen een forum kregen om hun visies en standpunten te vertolken. Vandaag worden we bij de overheid geconfronteerd met een nieuwe vorm van ‘uitzendingen door derden’. Overheidsorganisaties doen meer en meer beroep op derden, externe consultants, voor allerlei opdrachten en taken. Deze derden worden uitgezonden om de werking van de overheid te verbeteren. Het recente rapport van het Rekenhof ‘Personeelsbesparingen in de diensten van de Vlaamse overheid’ toont op een duidelijke wijze aan hoe het beroep op externen is toegenomen. De Vlaamse administratie gebruikt het beroep doen op ‘externen’ als compensatie voor de interne personeelsbesparingen. De vraag stelt zich of dit een goede zaak is, niet alleen vanuit een kostenperspectief maar ook en vooral vanuit een kennis- en organisatieperspectief.
Ik ontken niet dat externe ondersteuning soms aangewezen kan zijn bijvoorbeeld in het kader van belangrijke transities in een organisatie, om de maturiteit van een procesgerichte aanpak te vergroten of om een bepaalde lacune in kennis tijdelijk in te vullen. Wel moet ik mijn wenkbrauwen fronsen wanneer uit het rapport en de parlementaire besprekingen blijkt dat bepaalde agentschappen consultants inhuren om hun strategie te bepalen. Dat is toch de opdracht van het management en de raad van bestuur, niet? Ze kennen het best de uitdagingen en de mogelijkheden van de organisatie. Met verwondering stel ik ook vast dat legistiek werk aan externe juristen wordt uitbesteed. Dat is toch een kerntaak van de juridische afdelingen binnen de overheid. Toen ik als jurist bij de RVA werkte kregen we een grondige opleiding ‘legistiek’, gegeven door professoren en experten van de Raad van State. Met die degelijke bagage schreven we de ontwerpen van koninklijke en ministeriële besluiten. Dat had het onmiskenbaar voordeel dat we ook direct konden rekening houden met de uitvoerbaarheid van maatregelen, de administratieve en gerechtelijke jurisprudentie en de standpunten van de raad van bestuur. Die voordelen vervallen bij beroep op externen. Het rapport van het Rekenhof wijst tevens op het risico van de uitbesteding van kernprocessen, te meer omdat er geen overheidsbreed kader inzake uitbesteding aan derden bestaat. Een groot deel van de entiteiten vindt de uitbesteding ook niet kosteneffectief en haalt de grote administratieve planlast inzake voorbereiding en opvolging aan.
In het licht van deze vaststellingen pleit ik voor een heel afgewogen inzet van externe consultants en beveel aan om eerst en vooral beroep te doen op de interne consultants. Bij de medewerkers zelf zitten immers vaak de beste ideeën inzake verandering of verbetering van de dienstverlening. En als je een externe input nodig hebt, bevraag dan eerst en vooral de klanten en gebruikers van jouw dienstverlening. Uit zo’n bevraging kan je heel wat leren om de dienstverlening te optimaliseren. Kortom, betrek de actoren uit het ecosysteem als prioritaire ‘consultants’.
Een specifieke vorm van ‘consultancy’ of ‘derden-werking’ vormen de kabinetten die meer en meer zeg hebben in hun voogdij-instanties. In de initiële teksten van de operatie ‘Beter Bestuurlijk Beleid’ werd nochtans gepleit voor het afschaffen van de kabinetten en dit idee leeft nog steeds bij een aantal opiniemakers, leidend ambtenaren en experten. Ik ben noch voorstander van het afschaffen van kabinetten, noch voorstander van het huidig systeem. Ministers hebben m.i. recht op een beperkt aantal medewerkers die de visie van de minister goed kennen en delen en in functie daarvan de politieke werkzaamheden kunnen voorbereiden en opvolgen. Ik heb het dan over een eerder klein ‘politiek’ team. Nu zijn de kabinetten, ondanks eerdere afslankingen, nog steeds druk bevolkt en worden er ook ‘afgeleide’ kabinettards uitgezonden die raden van bestuur voorzitten, regeringscommissaris spelen of in strategische comités zetelen. Die impact is te groot en is niet bevorderlijk voor het responsabiliseren en engageren van de (leidend) ambtenaren. Bovendien zien departementen en agentschappen kabinetsleden interfereren over het ‘hoe’ waar ze absoluut geen uitstaans mee hebben. Ze gedragen zich als -soms dwingende- consultants t.a.v. het management van hun voogdij-instanties. In de -overigens lezenswaardige- paper van Peter Van Humbeeck, Filip De Rynck, Wouter Van Dooren en Lieven Janssens ‘Hoe de Vlaamse regering haar werking en kerntaken kan versterken’ kaarten de auteurs aan hoe de processen en procedures over de samenwerking tussen kabinetten en administratie zijn stilgevallen. Die processen en procedures zijn nochtans nodig om de rollen, bevoegdheden, werkwijzen inzake afstemming en samenwerking, .. transparant te maken. Hoog tijd om een aangepast kader op te stellen dat de samenwerking tussen kabinet en administratie regelt en er ook voor zorgt dat kabinetten zich niet moeien met ‘het hoe’.