Op en top aan de top … ?

Een onderwerp waarover nauwelijks geschreven wordt, is hoe je leidend ambtenaar wordt bij de Vlaamse overheid. De selectieprocedure lijkt objectief o.m. door de opeenvolgende stappen : een open oproep, CV-screening, assessment, inhoudelijke proef, finaal gesprek met de Vlaamse regering, aanstelling, … Soms komt er nog een procedurestap bij zoals bijvoorbeeld een gesprek met een afvaardiging van de raad van bestuur in bepaalde verzelfstandigde agentschappen. Toch draagt deze procedure een aantal beperkingen met zich mee die de kansen van bepaalde kandidaten verminderen. Het diploma primeert vaak nog op de werkervaring, van EVC of EVK is er weinig sprake, het assessment is vooral ‘old school’, de inhoudelijke proef is minder gunstig voor personen die uit een ander domein komen, de overheidscontext beperkt de kennis- en inleefmogelijkheden van personen uit de private sector, het gesprek met de Vlaamse regering en de aanstelling bevorderen kandidaten die de juiste partijkaart hebben of de nodige politieke ervaring, … Formeel zal men de ongelijke behandeling van kandidaten ontkennen maar enkele kandidaten met enige renommee in de private sector wezen me op de specifieke complicaties die zij in de procedure ondervonden tot en met de laatste procedure-stappen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de overgrote meerderheid van de leidend ambtenaren kabinetservaring (op een hoog niveau) combineert met ervaring in een publieke dienst. Noch is het verwonderlijk dat toch wel wat leidinggevenden worden aangesteld door en bij een voogdijminister van dezelfde politieke strekking. Toegegeven, dat was bij mijn aanstelling als leidend ambtenaar bij de VDAB niet anders … Die combinatie van politieke en organisatie-ervaring maakt dat je meer vertrouwd bent met de selectieprocedure, de publieke en politieke context, het administratief jargon, de specificiteiten van de ambtelijke sector, ... Het lijkt dus een winnende combinatie.

Nochtans is die combinatie geen garantie op goed leiderschap. De meeste topambtenaren hebben immers bij hun aantreden geen ervaring inzake het leiden van organisaties met een vrij groot personeelsbestand. Dat vergt een grote dosis leidinggevende en managementvaardigheden. Die vaardigheden worden nauwelijks getoetst in de aanwervingsprocedure. Dat is spijtig want kandidaten uit de private sector beschikken mogelijkerwijze wel over deze vaardigheden. Overigens hebben ministers ook zelden relevante ervaringen inzake het leiden van organisaties en brengen ze managementvaardigheden dan ook weinig of niet in rekening bij het beoordelen van leidend ambtenaren. Ze beoordelen vooral de politieke loyauteit en de performantie inzake het bereiken van de politieke doelstellingen zonder goed te beseffen welke energie, tijd en inzet leidend ambtenaren moeten besteden aan het ‘runnen’ van hun organisatie. Bovendien zijn andere gecombineerde ervaringen dan kabinet en administratie even waardevol zoals inzake business-IT alignment, management met internationale ervaring, strategie en stakeholdersmanagement, management en coaching, etc … Het is zonder meer een meerwaarde voor de publieke sector indien die heterogeniteit inzake ervaringen en competenties aan de top aanwezig is. Die heterogeniteit ontbreekt nu al te zeer. Een grondige en kritische analyse van de wervings- en selectieprocedure dringt zich m.i. dan ook op.

Ik stel verder vast dat we hier geen specifiek vormingsinstituut hebben voor kaderleden in publieke dienst zoals de École Nationale d’Administration in Frankrijk. Alhoewel er terechte kritiek was op deze hogeschool en President Macron de opdracht gaf ze te sluiten, leverde de ENA heel wat goed gevormde leidinggevende ambtenaren af .. o.a. voor Pôle-Emploi, de publieke arbeidsbemiddelingsdienst in Frankrijk. Ik was onder de indruk van het strategisch en systemisch denken en handelen van mijn Franse collega’s. Ze waren dankzij hun vorming toonzetters in de sector van de arbeidsbemiddeling van de EU. Zelf had ik het geluk dat mijn toenmalige RVA-baas, Karel Baeck, mij en enkele andere jongere collega’s de kans gaf om een bijzondere licentie bestuurskunde en overheidsmanagement te volgen. Karel Baeck was een echte believer van de vorming van potentieel leidinggevenden. In die opleiding leerde ik heel wat bij over governance, begroting, staatshervorming, organisatie-modellen, personeelsbeleid en leiderschap. Die opleiding werd afgesloten met een managementpraktijkcase voor de eigen organisatie. Globaal was de opleiding echter iets te theoretisch en waren er te weinig concrete praktijkgetuigenissen maar toch heeft die opleiding me veel handvaten aangereikt. Daarom vind ik het idee van een specifiek vormingsinstituut toch het onderzoeken waard, zeker als het gepaard gaat met EVC-procedures die kandidaten met een andersoortige relevante ervaring op gelijke voet zetten.

Het feit dat de meeste topambtenaren hun dienst op een goede manier leiden, doet geen afbreuk aan mijn aanbevelingen om ervoor te zorgen dat er een rijkere diversiteit aan ervaringen aan de top aanwezig kan zijn en om te investeren in de vorming van deze (potentiële) ambtenaren. Aan de top moeten de procedures immers op en top zijn!