Skills, skills, skills

Zo luidt het credo van het modern arbeidsmarktbeleid. De lang herhaalde politieke roep van ‘jobs, jobs, jobs, is voorbijgestreefd. Van zodra economie en arbeidsmarkt zich hebben hersteld van de coronacrisis, zullen er door de vergrijzing van de beroepsbevolking weer jobs te over zijn. Het demografisch patroon dat er voor elke honderd uitstromers Ingevolge pensionering maar 82 instromers klaar staan, wijzigt het komend decennium niet. De slogan van de werkgeversorganisaties van voor de crisis ‘mensen, mensen, mensen’ zal in de toekomst niet verdwijnen maar als je nagaat waar de nog te activeren beroepsbevolking zit, dan zal blijken dat het hier hoofdzakelijk een skills-issue is. Dit issue kwam ook duidelijk tot uiting in de studie ‘Be the Change’ uitgevoerd op vraag van Agoria. Die studie wijst uit dat de digitalisering en technologisering een upgrading van de competenties van 4,5 mio werkende Belgen vereist tegen 2030. Het gaat hier niet enkel om het verhogen van de digitale competenties maar ook om het versterken van de algemene, toekomstgerichte vaardigheden.

Er is dus nood aan een groot- en breedschalig Keynesiaans ‘skills’-offensief! Dat is overigens ook de conclusie van het recente OESO-rapport ‘OESO Skills Strategie Vlaanderen’. Dat rapport pleit voor het ontwikkelen van een echte, permanente leercultuur en het opzetten van een sterke organisatie inzake het levenslang leren voor volwassenen. Voor waar geen klein bier want het rapport toont aan dat Vlaanderen zeker niet bovengemiddeld scoort op vlak van levenslang leren en dat liefst 82% van de volwassenen niet bereid is om deel te nemen aan permanente vorming. Daarmee hangt Vlaanderen onderaan de ranglijst van ‘leerbereidheid’ van medewerkers. De gebrekkige leercultuur is ook weer gebleken in de recente crisis waarbij we geen lessen hebben getrokken uit de eerdere financieel-economische crisis. Ik heb toen gepleit om het massaal gebruik van tijdelijke werkloosheid te koppelen aan meer opleidingen. Zo kon de tijd die vrijkwam door de productiestop, nuttig gebruikt worden voor het verwerven van bijkomende vaardigheden en zowel de werknemer als de onderneming ten goede komen. Die mogelijkheid werd ondanks een aantal incentives van de overheid te weinig benut. Ook nu weer kennen we massale tijdelijke werkloosheid maar is er geen gestructureerd beleid dat deze werkloosheid koppelt aan opleiding. Een gemiste kans!

Het bepleit ‘skills’-offensief moet waarborgen dat de juiste transversale en transitionele vaardigheden worden bijgebracht. Het gaat over het versterken van de zogenaamde 21e eeuwse vaardigheden die de werknemer van de toekomst - met twee woorden gezegd - wendbaar en weerbaar moeten maken. Die ervoor zorgen dat mensen ook met plotse veranderingen in hun omgeving kunnen omgaan, die mensen niet in een eng ‘competentiehokje’ gevangen houden maar mensen de veerkracht geven om het hokje te doorbreken, om te springen, ... Over dit aspect is het OESO-rapport merkwaardig stil. Er wordt heel weinig gesproken over de competenties die in de toekomst relevant zijn. Jammer want daardoor geeft het voeding aan de kennis-adepten die bepleiten dat het onderwijs enkel draait rond ‘kennis, kennis, kennis’. Wereldvreemd want wat ben je met kennis als je niet de vaardigheden hebt om er iets mee te doen of als je merkt dat je kennis snel veroudert of er onvoorziene VUCA-vraagstukken opduiken waarover het aan kennis ontbreekt? Het gaat in mijn ogen dus over kennis koppelen aan de 21e eeuwse vaardigheden! En niet een van de twee ...

Wat zijn die 21e eeuwse vaardigheden? Ik heb me bij de bepaling daarvan geïnspireerd op het competentiewiel uitgewerkt door het Nederlands Expertisecentrum Leerplanontwikkeling en Kennisnet. Hun model lijst 11 sleutelvaardigheden voor de toekomst op : communiceren, samenwerken, sociaal en cultureel kapitaal, zelfregulering, kritisch denken, creativiteit, probleem oplossend vermogen, computational thinking, informatievaardigheden, mediawijsheid en ICT-basisvaardigheden. Omdat dit model m.i. te weinig is afgestemd op andere dan de technologische uitdagingen en bepaalde sleutelcompetenties niet vernoemt, heb ik het model enigszins aangepast. Zo heb ik er ‘groene competenties’ (zorgzaam omgaan met grondstoffen) aan toegevoegd gelet op de klimaatuitdagingen alsook ondernemingszin onder impuls van de initiatieven van Vlajo in het secundair onderwijs. De vaardigheid ‘zelfregulering’, een moeilijk begrip, heb ik uitgesplitst in twee evenwaardige deelcompetenties : loopbaancompetenties en leergoesting. Dat levert 14 sleutelvaardigheden op. Globaal zorgen deze vaardigheden ervoor dat mensen mee kunnen in een digitale wereld, bestand zijn tegen veranderingen, het stuur van hun loopbaan zelf in handen nemen.

Deze 21e eeuwse basiscompetenties zouden moeten opgenomen zijn in de eindtermen van het onderwijs omdat ze jongeren wendbaar en weerbaar maakt in een immer veranderende wereld. De beste manier om deze vaardigheden bij te brengen voor jongeren, is door het duaal leren te veralgemenen naar alle onderwijsrichtingen en -niveaus. Tijdens het leren-op-de-werkvloer voelt de jongere immers hoe belangrijk de sleutelcompetenties zijn wanneer je deel uitmaakt van een team of een organisatie. Die context kan je niet creëren in een schoolomgeving. Verder zou de overheid ook geen enkele opleiding mogen subsidiëren indien deze sleutelvaardigheden (geheel of gedeeltelijk) geen deel uitmaken van het opleidingsprogramma. We moeten immers focussen op langdurige inzetbaarheid en ontwikkeling.

Een leercultuur opzetten is evenwel meer dan de sleutelvaardigheden bepalen en in onderwijs en opleiding integreren. Er zijn ook maatregelen nodig die permanent leren structureren en verankeren. Zo zou -naast CAO’s ivm vorming en opleiding met wat meer ambitieuze doelstellingen- de individuele arbeidsovereenkomst ook een stevig hoofdstuk over opleiding en competentie-ontwikkeling moeten bevatten. Werkgever en werknemer bepalen hierin de onderlinge afspraken, de rechten en plichten inzake vorming. Werken en leren zijn immers op de arbeidsmarkt van morgen een Siamese tweeling. Deze afspraken kunnen omgezet worden in een individuele leeraccount of leerrekening van de werknemer. Ook het genoemde OESO-rapport pleit voor de invoering van zo’n leerrekening. Die rekening wordt gevoed door bijdragen van werknemer, werkgever, eventueel aangevuld door bijdragen van de sectorale fondsen en/of tegemoetkomingen van de overheid. Zoals de Nederlandse Commissie Vraagfinanciering bepleit, is het wenselijk dat iedereen die tot de arbeidsmarkt toetreedt, automatisch een startbedrag krijgt op zijn leerrekening. Dit benadrukt direct het belang van zo’n account maar laat ook toe opleidingskosten bij integratie te dekken. Door deze leerrekening wordt de werknemer geresponsabiliseerd om zijn competentie-ontwikkeling maximaal zelf in de hand te nemen. Hij wordt daarbij ook niet gehinderd door sectorale beschotten want de rekening is overdraagbaar bij verandering van sector of bedrijf. Omdat het ontwikkelen van competenties in een transitionele arbeidsmarkt deel uitmaakt van loopbaanplanning, pleit ik voor het integreren van deze leeraccount in een overkoepelende loopbaanrekening. Maar daarover meer in een latere column.

Het introduceren van een leerrekening moet gepaard gaan met een aantal flankerende maatregelen. Het is van belang dat verworven competenties zichtbaar en gevaloriseerd worden in een competentieportfolio. Dat verhoogt de transparantie op de arbeidsmarkt en bevordert snellere reïntegratie. Het laat ook toe nieuwe skills-gaps fijner te definiëren. Maar dat impliceert dat alle actoren (bedrijven, VDAB, private intermediairen, opleidingsinstellingen, ...) eenzelfde competentietaal spreken en hanteren. Tevens moet er een voldoende breed netwerk van organisaties zijn die met name kwetsbare werknemers ondersteunen met informatie, advies en coaching.

Arbeidsmarktbeleid in het post-corona-tijdvak is dus bij uitstek een onderwijs-, vormings- en opleidingsbeleid. Alles draait om mensen met de juiste skills!